Bloemstukken (03-04-2023)
Er zijn woorden waaraan ik normaal nooit denk. Bijvoorbeeld: feestzaal. Zangeres Beatrice van der Poel en ik trekken door het land met ons programma Montere weemoed en vrijdag kwamen we daarmee in een feestzaal terecht, ver weg in Brabant. Kostte veel tijd er te arriveren, vrijdagmiddag, dus de ene file na de andere en de hemel huilde onophoudelijk.
Onze bestemming was een multifunctioneel gebouw in een klein Brabant dorp waarvan ik nog nooit gehoord had, ongeveer ter grootte van een straat. Aan die straat lag een restaurant met op de gevel de woorden: Kip aan ‘t spit en friet. Hartstikke helder. Er zou meer zo duidelijk moeten zijn.
Ons optreden was in een feestzaal. Had ik pas laat in de gaten. Er was een organisatie die ons ontving en naar de kleedkamers leidde, sober ingerichte ruimtes die aan Bulgaarse verhoorcellen deden denken. Zonder enige opsmuk, zal ik maar zeggen
Ik vroeg waar we moesten performen en toen kwamen we terecht in de ruimte waar ik te achteloos doorheen was gesneld: de feestzaal.
Ik herinnerde me dat ik al in best veel dorpen in Nederland, in alle windstreken, feestzalen heb gezien en nooit zagen die eruit alsof zich daar een feest zou kúnnen voltrekken, kale, hard verlichte en ongelooflijk onhartelijke ruimtes. Zo is het natuurlijk: het feest moet uit jezélf komen, waar je het viert hoeft er in principe niet toe te doen.
In deze feestzaal was een hoog podium. Daar brachten we ons amusement. Het publiek zat bedachtzaam achter tafeltjes waarop piepkleine bloemstukken stonden. Aan de muur tegenover ons hingen meer dan levensgrote portretfoto’s van prinsen carnaval, zestien. Kranig lachende hoofden. Of je wilde of niet, je moest er vaak naar kijken.
———————————————————————————————
Bruisen (18-03-2023)
Afgelopen week trok ik met zangeres Beatrice van der Poel door het land met ons theaterprogramma Montere Weemoed. We zijn altijd aan het eind van de middag ter plekke. De zangeres gaat dan met de geluidstechnicus de boel op het podium regelen, waar ze mij niet bij kunnen gebruiken, en ik zit in een kleedkamer een beetje te mijmeren, neem mijn teksten door en maak zo nu en dan een notitie voor een of ander. Of blader door de lectuur die daar aangeboden ligt.
Donderdag was ik in Naarden en in het prachtige, kleine theater daar lag een tijdschrift dat ’t Gooi BRUIST heet. Ik kom het tijdschrift op meer plaatsen tegen, ook met BRUIST dus, met een andere plaatsnaam daarvoor. Het bruist behoorlijk in Nederland.
Interessant om kennis te nemen van wat er bedoeld wordt met dat bruisen. Gezichtscorrecties spelen hierin een belangrijke rol. Omdat ik veel tijd in kleedkamers stuk moet slaan ben ik redelijk op de hoogte, bijvoorbeeld van pigmenten die in je gezicht kunnen worden ingebracht. Ook de bovenooglidcorrectie kent voor mij geen geheimen meer.
Ik merk dat ik er nauwelijks gedachten over heb, behalve als ik iemand tegenkom, een vriendin, een vage kennis – altijd vrouwen, kan het ook niet helpen – die zoiets aan zichzelf heeft laten voltrekken.
Ik stel meestal wel een verandering vast, maar vind er geen woorden voor. Is verder geen punt, behalve als me wordt gevraagd: `Zie je niets aan me?’
Gisteren nog, een vage kennis die niets voor niet vage kennis is. Het waren geen correcties die ze had laten uitvoeren, maar enorme ingrepen. Ze waren niet gelukt. Maar dat zeg je natuurlijk niet.
`Zie je niets aan me?’
Dan zoek je naar een manier van knikken die bij Een Man Van De Wereld hoort.
——————————————————————————————–
Grommen (24-10-2017)
Tot ver in december treden zangeres Beatrice van der Poel en ik op in meestal kleine theaters overal in het land – ik zing niet. Het betekent onder meer dat we vaak in de file staan, want we gaan halverwege de middag op pad. En dan doet zich onderweg bijna altijd die vreemde honger voor. Ik noem het vreemde honger want we willen dan graag vies eten kopen in tankstations. Het aanbod neemt op die plekken trouwens toe in kwaliteit, maar soms stuit je op adembenemende taferelen die onweerstaanbaar zijn. Paar dagen geleden in een tankstation in de buurt van de grens tussen Brabant en Zeeland: kroketten die op een hete plaat liggen. Ze zijn al een beetje van vorm veranderd en een maakt de indruk dadelijk van de plaat weg te kuieren. B vraagt aan het meisje dat dienst heeft hoe lang de kroketten hier al liggen. We verstaan `drie uur’ en grommen zacht instemmend. Maar het blijkt vanaf drie uur te zijn. Het is iets over vieren. Het meisje zegt: “Zal ik verse kroketten voor jullie maken.” Ze spreekt `verse kroketten’ hoogst smakelijk uit. Even bestaat er niets aantrekkelijker dan verse kroketten. Het is koud in het tankstation, buiten is alles grauw, ons wacht zo een nieuwe file.
Het meisje zegt: “Duurt minuut of tien. Krijgen jullie nu een bakkie koffie van me.” We worden vrienden voor het leven. B stelt voor een zak winegums te kopen voor als we weer rijden. Uitstekende compositie: koffie, kroketten en winegums toe. Nog een dik uur en dan zijn we in een dorp in de buurt van Middelburg. Ik vraag B waar we morgen ook alweer moeten zijn.
“Landgraaf. En naast het theater is een Chinees.”
“Een Chinees!” juich ik. “Loempia’s!”
Het meisje zegt dat de kroketten bijna klaar zijn.